Bombardement op Rotterdam

De Grebbeberg en Rotterdam, mei 1940

Iconen van een ‘eervolle nederlaag’

Maurice Blessing

Op 10 mei 1940 trokken Duitse troepen, zonder oorlogsverklaring, Nederland binnen. Wat volgde waren vier oorlogsdagen, die nog altijd een bron van controverse zijn. Hoe kon het dat Nederland in zo korte tijd tot capitulatie werd gedwongen? Een reconstructie van twee historische nederlagen: de Grebbeberg en het bombardement op Rotterdam.

In de middag van 14 mei 1940 legt het Nederlandse leger de wapens neer; verder weerstand bieden acht het opperbevel nutteloos. De schok onder de bevolking is groot. Niemand verwachtte dat het leger de strijd al na vierenhalve dag zou moeten opgeven. De legerleiding was uitgegaan van een verzet van enkele weken of zelfs maanden, waarna met behulp van de bondgenoten zou worden getracht de agressor te verdrijven. Wat was er misgegaan? De zoektocht naar een verklaring voor de snelle nederlaag vangt meteen na de capitulatie aan. De Duitsers zouden niet alleen een materieel en getalsmatig overwicht hebben gehad, maar ook hun elitetroepen in Nederland hebben ingezet, zoals de ss-bataljons op de Grebbeberg. Bovendien zouden ze zich hebben bediend van listen en lagen en het oorlogsrecht stelselmatig hebben geschonden. Ook hadden de nazi’s een ongekende terreurdaad, het bombardement op de Rotterdamse bevolking, nodig gehad om de felle Nederlandse tegenstand definitief te breken. Dit beeld van de meidagen, waarvan de iconen ‘de Greb’ en ‘Rotterdam’ tot mythische proporties zijn uitgegroeid, leeft hardnekkig voort in de publieke herinnering. Maar het kan enige nuance gebruiken. Zo waren de SS’ers op de Grebbeberg geenszins elitetroepen te noemen. Nederland was voor het Duitse opperbevel slechts een zijtoneel in de strijd tegen aartsvijand Frankrijk; aan het zuidwestelijke front werden dan ook de beste krachten ingezet. En hoewel de Duitsers het oorlogsrecht niet altijd in acht namen, moet eerder van incidentele excessen dan van een stelselmatig misbruik worden gesproken. Trouwens: ook Nederlandse soldaten overtraden de internationale oorlogsbepalingen. De Duitsers veroverden Nederland volgens plan binnen enkele dagen. De opmars stokte nauwelijks, ook niet op de Grebbeberg, waar de Nederlandse linies systematisch werden opgerold. Incidenteel vertoonden Nederlandse soldaten grote moed, maar even zovelen zonk de moed al snel in de legerkisten; zij verkozen de vlucht boven de ongelijke strijd. En ondanks de gruwelijkheid van het bombardement op Rotterdam moet worden bedacht dat de Maasstad geen ‘open’ maar een belegerde stad was, waarvan de Nederlandse autoriteiten nooit hebben overwogen de burgerbevolking te evacueren. Ook niet toen duidelijk werd dat zich hier, in het centrum van Rotterdam, de allesbeslissende strijd zou gaan afspelen.

De strijd rond ‘de Greb’

Op de avond van 10 mei bereikt de voorhoede van het Duitse leger Wageningen. Deze stad is opzettelijk als uitvalsbasis gekozen. Direct ten westen ervan bevindt zich namelijk het zwakste deel van de Grebbelinie, de Nederlandse verdedigingslinie die zich uitstrekt over de gehele Gelderse Vallei. Dit enorme gebied hebben de militairen grotendeels onder water laten lopen. De weilanden tussen Wageningen en de Grebbeberg liggen echter te hoog voor ‘natuurlijke’ inundatie, zodat een gemaal hier uitkomst moet bieden. Maar de Nederlandse autoriteiten hikken zo lang tegen de kosten aan, en stellen de bouw zo lang uit, dat het gemaal nog in aanbouw is wanneer de Duitse troepen arriveren. Het beoogde inundatiegebied ligt er dan uitnodigend droog bij. Ook de Nederlandse gevechtsopstellingen zijn nog niet allemaal gereed. Wat wél gereed is, is bedekt met hinderlijk camouflagemateriaal. Eén soldaat spreekt van ‘muizenvallen’ waarin een goede uitkijk niet mogelijk is. De soldaten in de voorposten zijn dan ook nerveus, en die nervositeit wordt nog vergroot door verhalen die de troepen bereiken over ‘duivels uitgedoste’ vijandelijke soldaten; dit onheilspellende gerucht heeft waarschijnlijk zijn oorsprong in de camouflagepakken van de Duitsers. Het moreel in de stellingen wordt er niet beter op wanneer de soldaten ’s nachts door de eigen troepen onder vuur worden genomen en in de vroege ochtend van 11 mei door de Duitse artillerie. De eerste Duitse doorbraak vindt plaats aan de noordzijde van het Nieuwe Kanaal. Hier ligt een sectie infanteristen die volgens hun commandant erg nerveus zijn ‘omdat ze niet gedekt waren en geen schootsveld hadden’. Om halfacht worden ze aangevallen door een bataljon SS’ers die, net als de Nederlandse soldaten, hier hun vuurdoop beleven. Wie tegenwoordig het Nieuwe Kanaal afloopt, komt aan het eind ervan bij een fietspad dat in noordelijke richting afbuigt. Op 11 mei 1940 liep dit pad na 500 meter regelrecht het water in: dit was de uiterste zuidgrens van het geïnundeerde gebied. Op enkele onderbrekingen na had je van hier naar het IJsselmeer kunnen pootjebaden. Aan de zuidrand van het ondiepe water ligt de groep militairen die als eerste de wijk neemt. Zij hadden de opdracht zich bij hun zuidelijker gelegen collega’s te voegen, maar in plaats daarvan vluchten ze naar een nabijgelegen boerderij. Vervolgens treedt een domino-effect op. Omdat er langs het Nieuwe Kanaal een dijk ligt, kunnen de Duitsers ten noorden ervan, nadat alle Nederlandse stellingen daar zijn verlaten, ongehinderd oprukken en de soldaten aan de zuidzijde in de rug aanvallen. Om 13.00 uur moet de omsingelde bataljonscommandant zich dan ook overgeven. Van de commandanten ging niet altijd voldoende leiding uit. Zo herinnerde soldaat Peters zich een gevaarlijke missie dwars door het gevechtsterrein naar de commandopost van kapitein Cornelissen. Die treft hij aan ‘direct bij de ingang. In het pishok, met zijn neus op de grond. Ik stootte hem aan en vroeg of hij gewond was. “Jongens dekken, want ze schieten ons kapot”, antwoordde hij.’ Peters probeert zijn meerdere op te beuren: dat het zo’n vaart niet zal lopen, dat hijzelf net ongedeerd de commandopost heeft weten te bereiken. ‘Maar er was niets meer met de kapitein te beginnen, hij was volledig van de kaart.’

Witte vlag

De voorposten ten zuiden van de huidige N225 worden in de loop van de middag aangevallen door een tweede SS bataljon. Halverwege de autoweg, op de grens tussen Gelderland en Utrecht, ligt de Grenshoeve. Aan het moderne uiterlijk te zien is dit niet de gelijknamige boerderij waar veel doodsbange soldaten die middag van 11 mei een veilig heenkomen zochten. Naast de boerderij loopt de Wageningse Afweg, die een landelijk gebied doorkruist dat in niets meer herinnert aan de gruwelen die zich er hebben afgespeeld. In het prikkeldraad langs de weilanden en boomgaarden bevinden zich nu slechts koeien- en paardenharen, die als koperdraadjes glinsteren in de zon. De Wageningse Afweg komt uit bij huize Rijnzicht, aan de voet van de Grebbedijk. Hier slagen de SS’ers er om 12.30 uur in een groep Nederlandse soldaten te omsingelen en gevangen te nemen, waarop de rest van de sectie zich terugtrekt op de achtergelegen stelling, waar zich nu een transportbedrijf bevindt. Hier zetten de soldaten de strijd voort, terwijl een groep naast hen de witte vlag hijst om zich over te geven. Op dit dubbele signaal reageren de Duitsers furieus. Nadat ze de stelling hebben veroverd, nemen ze strafmaatregelen. Slechts één soldaat overleeft het incident. ‘Ze hebben mij schuilnissen laten losmaken’, vertelt hij later, ‘en gooiden daar handgranaten in. De stroozakken zijn toen in brand gestoken.’ Later is hij nog naar de stelling teruggeslopen, ‘maar alle soldaten waren dood.’ Aan het drama herinnert geen plaquette, niets.

Driehonderd meter westelijker ligt de sectie van sergeant-majoor Blom. Dit is het laatste bolwerk van de voorpostenlinie, rechts gedekt door – zo is de bedoeling – een mitrailleurcompagnie. Maar wanneer de mannen van Blom zich schrap zetten voor de Duitse aanval, valt hun oog op een wapperende ‘afgescheurde witte lap’ op de plek waar de mitrailleurcompagnie zich zou moeten bevinden. Blom neemt in eerste instantie de lap onder vuur, maar zonder resultaat. ‘Toen is soldaat Migchelbrink er heen gegaan, onder zwaar mitrailleur en mortiervuur om hem op te halen. Met de vlag in de mond kwam hij terug.’ De onverschrokkenheid van militairen als Migchelbrink heeft een keerzijde. Als de Duitsers de stelling nemen, geven de Nederlandse soldaten zich over en komen ze te voorschijn. Eén ooggetuige zal later vertellen dat Migchelbrink, hoewel ook hij zich heeft overgegeven, alsnog een SS’er neerschiet. Anderen spreken van ‘een felle woordenwisseling’. Wat er ook in werkelijkheid is gebeurd, de Duitsers nemen onmiddellijk wraak door Migchelbrink en een collega dood te schieten. Ook de rest van de manschappen dreigt nu geëxecuteerd te worden. Een Duitse officier weet dit echter te verhinderen door voor te stellen de krijgsgevangenen als levend schild te gebruiken bij het doorzoeken van de resterende stellingen. Tot opluchting van Blom en zijn mannen blijken die alle ontruimd te zijn: de gehele voorpostenstrook is bezweken.

Het bombardement van Rotterdam

Met de speculaties over het luchtbombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 zijn boekenkasten te vullen. Wat was de achterliggende bedoeling? De vernietiging van de stad – en daarmee het afdwingen van de capitulatie – of een tactische ondersteuning van de Duitse opmars? We weten het niet, omdat de belangrijkste documenten verloren zijn gegaan. Wat wel bekend is, is dat voor de Duitse legerleiding het zwaartepunt van de opmars richting Vesting Holland niet bij de Grebbelinie lag, maar een stuk zuidelijker, beneden de grote rivieren. Na de Duitse doorbraak in Brabant op 10 en 11 mei stoomde een pantserdivisie op richting de Moerdijkbruggen, om via het Eiland van Dordrecht en IJsselmonde door te stoten naar het militair en politiek zenuwcentrum Den Haag. Om te voorkomen dat de bruggen op deze route – bij Moerdijk en Dordrecht en over de Nieuwe Maas in Rotterdam – door de Nederlanders zouden worden vernietigd, vonden hier al op 10 mei luchtlandingen plaats. Door de verrassende kracht en omvang van deze luchtlandingsoperaties wisten de Duitse troepen de bruggen en hun directe omgeving in bezit te krijgen.

Op 12 mei rolden de eerste Duitse pantserwagens over de Moerdijkbruggen. Diezelfde avond nog vertrokken prinses Juliana en prins Bernhard naar Engeland. De dag daarop volgden koningin Wilhelmina en de resterende leden van de Nederlandse regering. Opperbevelhebber Winkelman bleef achter in Den Haag, met de opdracht zo lang mogelijk stand te houden maar ‘geen onnodige offers’ te brengen. Zijn Duitse tegenstrever generaal Schmidt, die de leiding had gekregen over zowel de luchtlandingstroepen als de pantserdivisie en nog een extra eenheid SS’ers, kreeg de opdracht de tegenstand in Rotterdam ‘met alle middelen te breken’. Zo nodig moest hij met ‘vernietiging van de stad’ dreigen of deze zelfs uitvoeren. Schmidt wilde de schade echter om militair- tactische redenen zo beperkt mogelijk houden en vroeg luchtsteun aan voor ‘einen kurzen, wuchtigen Bombenschlag’ in de directe omgeving van de Willemsbrug, waarover zijn troepen de Nieuwe Maas zouden oversteken. De opperbevelhebber van de Luftwaffe, Hermann Göring, eiste daarentegen een zo spoedig mogelijke Nederlandse capitulatie. Zijn goede vriend von Sponeck bevond zich namelijk in benarde omstandigheden in Overschie, direct ten noorden van Rotterdam. Wie uiteindelijk precies de aanvalsopdracht opstelde en uitvaardigde, is onbekend, maar op 14 mei, om 11.45 uur, zetten negentig Heinkel He-111-bommenwerpers koers richting de Maasstad. Hier waren inmiddels onderhandelingen aangevangen tussen generaal Schmidt en de Rotterdamse cantonnementscommandant, kolonel Scharroo. De Duitse afgevaardigde die Scharroo een ultimatum overhandigde, werd door de kolonel teruggestuurd met het excuus dat hij een ondertekening van het ultimatum verlangde. Op het moment dat in Duitsland de bommenwerpers het luchtruim kozen, keerde de onderhandelaar terug bij Schmidt, die om 12.00 uur via zijn radio opdracht gaf het bombardement uit te stellen. Om 13.20 overhandigde hij in Rotterdam-Zuid, op het Stieltjesplein bij de Koninginnebrug, aan de Nederlandse kapitein Backer een nieuw, nu ondertekend ultimatum.

Eine Katstrophe

Op dat moment kwamen twee eskaders Heinkels uit het oosten en zuiden aangevlogen. Ze hadden hun sleepantennes ingetrokken en waren daarom radiografisch niet langer bereikbaar. ‘Mein Gott, das gibt eine Katastrophe!’ riep Schmidt. Hij gaf onmiddellijk bevel rode lichtkogels af te vuren – het afgesproken sein waarmee de luchtaanval kon worden afgeblazen. De groep uit het zuiden merkte het teken op het allerlaatste moment op: na slechts enkele bommen te hebben afgeworpen boog het eskader af. De oostelijke groep reageerde echter niet: een tapijt van bommen daalde neer op de Rotterdamse stadsdriehoek. ‘De slag is ten einde,’ sprak generaal Schmidt berustend, ‘anders dan ik had gewild.’ Die middag capituleerde het Nederlandse leger, maar voor Rotterdam was de beproeving nog niet over: ’s avonds draaide de wind en werd het vuur in de stad aangewakkerd. Tot ver in de volgende dag brandde Rotterdam. Toen de vuurzee eindelijk was uitgewoed, stond er op een gebied van 250 hectare nauwelijks nog iets overeind. Hoeveel burgers in het bombardement en de aansluitende brand de dood hebben gevonden, is nooit precies bekend geworden; de schattingen lopen uiteen van 600 tot 900. Daar zijn de gewonden en getraumatiseerden niet bij meegerekend.

Leestip:

Bombardement op RotterdamHitlers parachutistengeneraal – Kurt Student (1890-1978): een militaire biografie
Auteur: Wouter van den Brandhof
Uitgeverij: Verloren
ISBN: 9789087048174
Winkelprijs: €39,–

Bestel 'Hitlers parachutistengeneraal' 

Afbeelding:

Mensen vluchten voor het bombardement op Rotterdam. Afbeelding via Flickr

Meer weten