Simon Stevin

Simon Stevin, vader van burgerschap in de Nederlanden

Simon Stevin (1548-1620) is vermaard geworden als wiskundige, uitvinder en ingenieur. Minder bekend is dat hij zich ook met politieke filosofie bezighield. In 1590, in de turbulente jaren van de Opstand, publiceerde hij Het Burgherlick Leven, een politiek traktaat waarin hij – in het Nederlands – heel pragmatisch de plichten en rechten van de burger en de staat uiteenzet.

Pim den Boer

Stevin was een homo universalis: natuurwetenschapper en uitvinder, mathematicus en waterbouwkundige, stad- en vestingbouwer. Hij kan de Archimedes van de Lage Landen genoemd worden op grond van zijn geschriften op het terrein van ‘getal, grootheid en gewicht’, van de algebra, meet- en natuurkunde. In de internationale wetenschapsgeschiedenis ligt de betekenis van het oeuvre van Stevin in de aanvulling en voortzetting van de proefondervindelijke ideeën van Archimedes wiens werken in het midden van de 15de eeuw herontdekt werden.

Stevin wordt tevens vereerd als schepper van het moderne Nederlands, luid en duidelijk in het taalbewuste Vlaanderen, veel minder in het slordige Nederland. De werken van Stevin zijn in elk geval niet alleen wetenschappelijke mijlpalen maar ook taalmonumenten.

Voor Stevin bestond er een evidente relatie tussen wetenschapsbeoefening en taalgebruik. Zijn vurig pleidooi voor het gebruik van het Nederlands als wetenschapstaal staat in nauw verband met zijn op toetsing en proeven gerichte methode. Hij achtte Latijn en Frans minder geschikt en ging zelfs zover dat hij Archimedes beklaagde omdat deze zijn ideeën in het Grieks had moeten uitdrukken terwijl het Nederlands toch evident zoveel geschikter zou zijn geweest.

Werkzaam in een milieu van regenten en hoogleraren, had Stevin voor zijn praktische werken, zoals de bouw van watersluizen, dagelijks contact met aannemers en timmerlieden die het Latijn niet machtig waren maar wier ervaringskennis hij hogelijk op prijs stelde.

Stevin is derhalve een wereldberoemdheid in de wetenschap en een nationale grootheid op taalgebied. Minder bekend is dat hij met zijn messcherp intellect, zijn analytisch vermogen, zijn schitterende stijl en taalgevoel, zich een kort moment, tussen de wetenschappelijke en zakelijke bedrijven door, wijdde aan een overpeinzing van het politieke leven. Zijn oogmerk was met een korte en overtuigende uiteenzetting de medeburgers uit de gevestigde kringen én de nieuwkomers raad te verschaffen om de eigen positie te bepalen en de juiste politieke keuze te maken.

Tijdsdocument

In 1590 publiceerde Stevin zijn politieke verhandeling met de opmerkelijke titel: Het Burgherlick Leven. Het is thans nagenoeg vergeten en slechts bij een handvol literatuurhistorici bekend, maar het moet indertijd spraakmakend geweest zijn en werd in de loop van de 17de eeuw vele malen herdrukt.

Stevin werd geboren te Brugge in 1548 en was aldaar enige tijd werkzaam, naderhand in Antwerpen, toentertijd de grootste haven en handelsmetropool van Noord- Europa. Hij week uit tijdens de religieuze en politieke troebelen en bezocht steden elders in Europa in verband met waterbouwkundige projecten. Verblijvend in Leiden vanaf 1581 publiceert hij belangrijke wetenschappelijke werken bij de, eveneens uit Antwerpen gevluchte, drukker Christoffel Plantijn en diens schoonzoon Frans van Ravelingen.

Op het moment dat de Hollandse steden overspoeld werden met vluchtelingen uit de Vlaamse en Brabantse steden die door Parma veroverd werden, wilde Stevin in deze verwarrende tijden de burger richtlijnen verschaffen hoe zich politiek correct te gedragen.

Het politieke traktaat van Stevin is echter niet alleen van belang als een meesterlijk tijdsdocument maar heeft tevens een revolutionaire intellectuele betekenis voor de politieke theorie, de begripsgeschiedenis en de toepassing van de logica.

In een tijd waarin als gevolg van de grote toestroom van mensen van buiten ernstige problemen ontstaan zijn in bepaalde steden, en burgerschap en inburgering op de actuele politieke agenda staan, wordt te pas en te onpas met historische argumenten gezwaaid . Het is verfrissend stil te staan bij het traktaat van Stevin dat beschouwd kan worden als het eerste wetenschappelijk politieke essay in modern Nederlands over burgerschap.

Stevin richtte zich niet tot academische kringen maar tot gewone burgers. Dit betekent uiteraard niet dat hij zich richtte tot alle bewoners van de stad, maar slechts tot hen die burgerrechten bezaten of in staat werden geacht deze te verwerven. Binnen de stadsmuren bevond zich ook een proletariaat van minvermogenden, armen en daklozen, dat rechteloos was. Aan het einde van de 16de eeuw was de moderne democratie met universele rechten voor ieder mens, man of vrouw, nog niet uitgevonden. Het moderne begrip van democratie zou twee eeuwen later met de Franse Revolutie geïntroduceerd worden en in een lange en moeizame strijd tot heden toe bevochten worden.

Stevin richt zich, in 1590, tot de onafhankelijke en weldenkende leden van de burgerij. Dat was in de standenmaatschappij in Europa waar vorst, kerk en adel de dienst uitmaakten al uitzonderlijk. Europa was overwegend agrarisch en kende aan het einde van de Middeleeuwen slechts enkele vroeg ontwikkelde verstedelijkte gebieden, zoals Noord-Italië en Vlaanderen, later ook Brabant en Holland.

Aan het einde van de 16de eeuw bevonden de burgers van de steden zich in de noordelijke Zeven Provinciën aan het einde van de meest turbulente decennia van de Nederlandse geschiedenis. De Staten Generaal (de gezamenlijke vergadering van de zeven Provinciale Staten) besloten voortaan zonder vorstelijk gezag door te gaan. Op dat moment was Zwitserland het enige voorbeeld van een federale republiek in Europa. In Het Burgherlick Leven heeft Stevin getracht voor Griekse politieke begrippen een vertaling te geven. Zo introduceert hij voor het Griekse ‘democratia’ de Nederlandse vertaling ‘gemeenheid’ (regering die bepaald wordt door de gemeente/ gemeenschap). Deze vertaling is uiteindelijk niet succesvol gebleken; het Griekse begrip democratie is – evenals de twee andere klassieke regeringsvormen: aristocratie (de regering bepaald door de voornaamsten) en monarchie (de regering bepaald door de vorst alleen) – een voorbeeld van een transnationale term die onvertaald in landstalen is gebleven. Stevin introduceert ook de term ‘staetvorstheyt’ voor de regering waar vorsten regeren met afgevaardigden van de burgerij ofwel van ‘Staten’ naast zich. Hij noemt als voorbeeld de hertog van Brabant die regeert met de Staten en de koning van Frankrijk die regeert met een parlement. (Het is lang vóór het aantreden van Lodewijk xiv als absoluut vorst en Zonnekoning).

Ook deze nieuwe Nederlandse uitdrukking ‘staetvorstheyd’, die in zekere zin een vertaling is van het klassieke begrip van gemengde constitutie, ‘constitutio mixta’, heeft het niet gered. Constitutionele monarchie is de gebruikelijke benaming geworden, ofwel, meer letterlijk, een door een parlement getemperde monarchie. In oude en nieuwe geschiedenisboeken is dit tijdperk de geschiedenis ingegaan als een strijd om de nationale onafhankelijkheid. Weliswaar was het verzet tegen vreemd krijgsvolk algemeen, maar in de ogen van de tijdgenoten was het toch vooral een tijdperk van wrede burgeroorlog waarin moord, verkrachting en brandstichting aan de orde van de dag waren. De religieuze tegenstellingen werden met meedogenloze felheid aangewakkerd door fanatici die in bepaalde plaatsen grotere invloed hadden dan de gematigde godsdienstige leiders. De religieuze tegenstellingen werden natuurlijk ook schaamteloos misbruikt door lieden die god noch gebod kenden.

Context en opdracht

Stevins traktaat werd gepubliceerd in de periode dat de Zeven Provinciën definitief een eigen weg insloegen. Filips ii was afgezworen als soeverein vorst (1581) en het zoeken naar een geschikt alternatief als plaatsvervangend vorst, van Franse (Anjou) of Engelse (Leicester) huize, was spaak gelopen. De Spaanse Armada was verslagen (1588) en met de verovering van Breda (1590) werd een keerpunt bereikt in een strijd die overigens nog meer dan een halve eeuwzou duren alvorens de definitieve vrede gesloten werd.

In 1590 werkte Stevin in Delft samen met de invloedrijke Jan de Groot, curator van de Leidse universiteit en vader van Hugo de Groot, aan de verbetering van een molen die de waterverplaatsingen ten behoeve van brouwerijen bevorderde. Enkele jaren later trad Stevin in dienst van prins Maurits en zou hij een belangrijke rol gaan spelen als diens militair ingenieur in de successen tegen het Spaanse leger.

Het Burgherlick leven is opgedragen aan Govert Brasser, een markante, thans geheel vergeten mannetjesputter in de strijd tegen de Spanjaarden. Stevin is op dat moment in Delft werkzaam voor onder meer Brasser, die er burgemeester was. Brasser was telg uit een rijke brouwersfamilie, en de brouwersfirma heeft ongetwijfeld economisch belang gehad bij Stevins activiteiten die leidden tot een verbeterde doorstroom en schoner water.

Brasser behoorde tot de kleine kring van regenten die het verzet tegen de Spanjaarden metterdaad organiseerden. In de jaren 1572-1574 was Brasser verantwoordelijk geweest voor de uitbetaling van krijgsvolk in de strijd rond Haarlem en Leiden. Met gevaar voor eigen leven en vermogen had Brasser de strijd meegevoerd. Hij was ge- huwd met de legendarische Leengen Hubrecht die al haar sieraden had geschonken teneinde geld bijeen te brengen om Leiden te bevrijden uit de omsingeling door de Spaanse troepen. Brasser was nauw gelieerd aan Oldenbarnevelt en had deel uitgemaakt van de commissie van de Staten van Holland die de delicate taak had overeenstemming te bereiken over de aanbieding van de grafelijkheid van Holland en Zeeland aan Willem van Oranje. Dat was toentertijd onder meer bedoeld als soort van tegenwicht met het oog op de komst van de beoogde nieuwe vorst, de hertog van Anjou. In 1584, na de moord op Willem van Oranje, werd Brasser benoemd in de Raad van State die de jonge prins Maurits ter zijde stond. In 1587 werd Brasser, direct na Oldenbarnevelt, genoemd als verklaard tegenstander van graaf Leicester die de soevereiniteit in de Nederlanden aan zich wilde trekken.

Pragmatisch

Een korte samenvatting van Het Burgherlick Leven leidt snel tot een parafrase die meer woorden kost. Niemand kan zo concies zijn als Stevin. Hij verontschuldigt zich voor zijn kortheid wegens tijdgebrek. Het stuk beslaat in zijn geheel niet meer dan 56 pagina’s kleine bladspiegel.

Hij gebruikt geen woord te veel en geeft slechts voorbeelden daar waar dit noodzakelijk is voor een goed begrip. Uitgangspunt voor Stevin is dat de burger dient te gehoorzamen aan het bestaand gezag. Een burger dient zich te voegen naar bestaande regels of anders naar elders te vertrekken waar regels zijn die hem beter schikken. Dit geldt uiteraard ook voor nieuwkomers. Stevin maakt een vergelijking met een kosthuis waar de kostgangers zich aan de afgesproken regels dienen te houden: indien de regels u niet bevallen, bent u vrij naar elders te gaan. Bij Stevin geen zweem van nationale gevoelens. Daar waar het je goed dunkt, daar is je vaderland: ubi bene, ibi patria. Deze pragmatische instelling is Stevin niet alleen in de 19de eeuw, bij de oprichting van zijn standbeeld te Brugge, scherp verweten, maar ook in de 20ste eeuw werd hem dit nog kwalijk genomen door Annie Romein-Verschoor in haar overigens interessante inleiding van Het Burgherlick Leven.

Met betrekking tot de religie is Stevin volkomen utilitaristisch. Net als weinig godsdienstige auteurs uit de klassieke Oudheid zoals Cicero en uit de Italiaanse Renaissance zoals Machiavelli beschouwt hij het geloof in het bestaan van een alziende God die óók het kwaad bestraft dat geen mensenrechter kan zien, van groot nut om de mens op het rechte pad te houden. Het geloof in een God die niets ontgaat, werkt als een zweep die kinderen van het kwade pad houdt. De mensen die niet in God geloven, doen dan ook beter hierover te zwijgen, aldus Stevin.

Stevin is zich als geen ander bewust hoe explosief religieuze tegenstellingen kunnen zijn. Hij maant tot behoedzaamheid en een zich voegen naar de bestaande regels. Op die plaatsen waar vrijheid van godsdienstuitoefening heerst, is er geen probleem, maar daar waar dwang heerst, is voorzichtigheid geboden. De verschillende situaties worden door Stevin onderverdeeld en uitgesplitst. Veel aandacht besteedt hij aan religieuze fanatici en fundamentalisten die in deze tijden veel bewonderd werden. Hij verwerpt het veel gehoorde argument dat men God meer onderdanig moet zijn dan de mensen. Deze lieden verzetten zich tegen de overheid met zulke felheid dat het lijkt alsof zij zich in het grootste lijden het allergelukkigst achten, stelt Stevin met opmerkelijke felheid. De beëindiging van de gewelddadige burgeroorlog en het sluiten van vrede staan voorop. Stevin stelt hier het belang van vreedzame coëxistentie van burgers en maatschappelijke welvaart boven de geloofsijver.

Uiteraard houdt Stevin vast aan het principe van de individuele gewetensvrijheid. Geen overheid of kerkelijke autoriteit mag zomaar geloofsonderzoek uitvoeren op individuele personen. Inquisitie is, na de traumatische periode van folteringen en brandstapels, niet meer acceptabel. Dit was communis opinio in regeringskringen en reeds vastgelegd in de Unie van Utrecht (1579).

Het moderne principe van scheiding van kerk en staat, dat een einde aan godsdienst- strijd mogelijk maakt, bestond in deze tijd nog niet. Stevin gaat niet uit van het idee van een staatskerk maar wel van het primaat van de overheid. Hij moest in ieder geval, net als Oldenbarnevelt, niets hebben van inmenging van theologen in staatszaken. Stevin onderschreef van harte de schriftelijke maning door Oldenbarnevelt aan het adres van de predikanten zich beslist niet te bemoeien met staatszaken en op dit punt lering te trekken uit de ongelukkige gang van zaken in Vlaanderen waar de gereformeerden het onderspit hadden gedolven en verdreven waren.

Intellectuele betekenis

Het Burgherlick Leven kan begrepen worden in de historische context, maar het heeft een ruimer betekenis in de ontwikkeling van de politieke theorie, de begripsgeschiedenis en de maatschappelijke toepassing van de logica.

Stevin is van mening dat de burger het bestaande politieke gezag dient te gehoorzamen los van de vraag naar de historische of religieuze legitimiteit. Stevin steekt zelfs de draak met het beroep op historische legitimatie. Als men maar ver genoeg in de geschiedenis teruggaat, blijkt alle gezag te berusten op geweld, aldus Stevin. In de geschiedenis van de politieke theorie wordt deze denkwijze wel het ‘de facto’- principe genoemd. Dit pragmatisch uitgangspunt betekent een breuk met de traditie waarin historische legitimatie juist een centrale rol speelt. Thomas Hobbes, die net als Stevin getuige was van een burgeroorlog, geldt als de beroemdste vroege vertegenwoordiger van het ‘de facto’ principe. Stevin ging Hobbes meer dan een halve eeuw vooraf.

Uit het oogpunt van de begripsgeschiedenis is deze politieke verhandeling van belang omdat Stevin nieuwe Nederlandse termen introduceert voor Griekse en Latijnse concepten. Hij levert daarmee een fundamentele bijdrage aan de verstaanbaarheid van de politiek voor de burgers die slechts hun moedertaal beheersen. Stevin verzette zich tegen de heersende opvatting onder academisch gevormde intellectuelen zoals de beroemde hoogleraar Lipsius, op dat moment wetenschapscoryfee van de jonge universiteit van Leiden, dat het politieke debat slechts gevoerd diende te worden in het (Neo-)Latijn. Voor Stevin draaide het politieke leven niet om historische opvattingen van klassieke auteurs, hoe knap ook verwerkt in de (Neo-)Latijnse verhandelingen van de humanistische geleerden van zijn tijd. Het ging immers om de actuele keuzes van zelfstandige burgers die het Latijn niet beheersten. Het politieke debat diende derhalve gevoerd in een voor iedereen toegankelijke taal, het Nederlands.

Niet alle neologismen van Stevin zijn succes beschoren, maar verschillende termen raakten wel zo ingeburgerd dat in een 17de-eeuwse heruitgave wordt opgemerkt dat de Griekse en Latijnse termen, die in de eerste uitgave in de marge gedrukt stonden, konden worden weggelaten omdat de Nederlandse termen gebruikelijk waren geworden.

Het meest revolutionair is de mathematisch- deductieve redeneertrant die Stevin als een der eersten op de politiek toepast. Zoals hij als wiskundige gewoon was, begint Stevin met de definitie van begrippen, stelt vervolgens het probleem en tracht dan de mogelijke antwoorden te deduceren. Hij elimineert vervolgens de antwoorden die inconsistent of tegenstrijdig zijn. Uiteindelijk doet hij een beroep op het ‘gemeen gevoelen’, de common sense, of het gezonde verstand in rond Nederlands. Stevin redeneert over de politiek op de wijze van de mathematici: ‘more geometrico’. Dat staat in scherp contrast met de humanistische redeneertrant die gebaseerd was op het aaneenrijgen van citaten en bewijsplaatsen van klassieke auteurs. In de ontwikkeling van het politieke denken wordt Hugo de Groot beschouwd als degene die de wiskunde als model nam voor de menswetenschap en zich baseerde op een universeel natuurrecht en daarmee een beslissende breuk met het humanisme van de Renaissance tot stand bracht. Ook de reputaties van Hobbes en Spinoza worden in belangrijke mate gebaseerd op hun schitterende toepassing van een mathematisch- deductieve redeneerwijze op het denken over politiek, samenleving en zedenleer.

Op grond van zijn korte politieke tractaat, Het Burgherlick Leven, mag geconcludeerd worden dat Stevin naast de Archimedes van de Lage Landen en grondlegger van het moderne Nederlands, ook beschouwd kan worden als de vader van het Nederlands burgerschap en voorloper van de moderne politieke filosofie in Europa.

Dit artikel is afkomstig uit Spiegel Historiael, nummer 10, jaargang 2004.

Meer weten

Landen: 

Tijdperken: 

Inhoudelijke tags: 

Tijdschriften: