Verwant Verleden: Schipper op wereldzeeën

Primaire bronnen blijven essentieel voor geschiedkundig onderzoek, en wat is een mooiere primaire bron dan je eigen voorouder? Aan de hand van oude foto’s, oral history en familieverhalen plaatsen jonge historici de komende weken de ervaringen van hun voorouders in historische context. Vandaag vertelt Sietske over haar haar verre voorouder Jan Edses, die in de achttiende eeuw als schipper heel wat van de wereld zag.

Sietske van der Veen

Zo ver als mijn familielijn van vaderskant terug te volgen is in de geschiedenis (tot circa 1640), zo lang zijn er al schippers onder mijn voorouders. Varen zit ons in het bloed. Mijn opa werd nog op het schip geboren. Toen hij veertien jaar oud was, moest zijn vader de boot echter verkopen. Een motor kon mijn overgrootvader niet betalen, en een zeilschip anno 1924 – dat was niet rendabel meer. Aan een eeuwenlange familietraditie kwam een eind: de Van der Veentjes gingen voorgoed aan wal.

Een bloedverwant die in al die eeuwen op het water misschien wel de meest avontuurlijke invulling gaf aan het schippersberoep, was mijn bet-bet-bet-bètovergrootvader Jan Edses (of Edzes). Jan was de eerste die zich Van der Veen zou noemen – hij nam de familienaam op 28 december 1811 aan – én hij was zeer nauw betrokken bij de turbulente internationale gebeurtenissen van zijn tijd. Aan de hand van mijn vaders op schrift gestelde familieverhalen en online krantendatabase Delpher volg ik Jans spoor terug.

Een eigen schip

Jan Edses werd geboren in het jaar 1756, als zoon van veenarbeider Edse Zijdses (geb. 1725) en zijn vrouw Sijke Oelkes (geb. 1729). Ze woonden in de omgeving van het Friese Surhuisterveen, waar sinds het eind van de zestiende eeuw turf werd gestoken. Turf is gedroogd veen, dat in vroeger tijden als brandstof werd gebruikt. Turfschippers als mijn voorouders brachten de turf van de veengronden bij Surhuisterveen naar de afnemers. Het werk was zwaar en de inkomsten vormden zeker geen vetpot. Hoewel Jans groot- en overgrootvader prima geboerd hadden als schuitenvaarders in de Friese veenkolonie, was zijn vader Edse letterlijk en figuurlijk aan lagerwal geraakt.

Dat Jan zijn (financieel) geluk elders zou moeten zoeken, leek voor hem al jong vast te staan. In zijn late tienerjaren besloot hij daarom de veenkolonie – in elk geval voorlopig – te verlaten. Waarschijnlijk monsterde hij als matroos aan op een zeehandelsschip en deed daar in korte tijd zoveel ervaring op, dat hij al vrij snel zelf schipper werd: eind jaren zeventig van de achttiende eeuw verschijnt Jan in zogenaamde ‘zeetydingen’ in de Hollandse en Zeeuwse kranten. Hij voer eerst voornamelijk op de Europese wateren: de Noordzee en Het Kanaal en de Oostzee, via de Sont (van oudsher een belangrijke handelszeestraat). In krantenberichten uit die tijd valt te lezen dat Jan op plekken als Libau in Letland, Göteburg in Zweden en het Britse eiland Guernsey kwam. Hij vervoerde goederen als rogge en jenever van en naar met name de Rotterdamse havens.

Kapers en oorlogsschepen

De zeehandel was niet zonder gevaren: er lagen voortdurend oorlogsschepen en kapers op de kust. Wat dat betreft boterde het voornamelijk niet erg tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Groot-Brittannië. Aan de vooravond van de Vierde Engels-Nederlandse Zeeoorlog (1780-1784), in de lente van 1780, kwam mijn voorouder Jan Edses een paar keer persoonlijk in aanvaring met de Britten, toen hij met een volgeladen schip van Texel via Kaap Finisterre (Spanje) richting Noord-Amerika probeerde te zeilen. Zijn beoogde bestemming: het Caribische eiland Sint Eustatius, waar hij in elk geval in 1779 ook al eens geweest was. De Middelburgsche Courant schreef een jaar later over Jans belevenissen:

Schipper Edzes, die den 18 July [1780] te St. Eustatius is gearriveerd, schryft dat na hy uit Texel gezeild was, hem den 28 Mey by Caap Finisterre een Engelsch Oorlogsschip ontmoete, waar van de Capitein hem, onder bedreiging van hem in de boeien te sluiten, zogt te noodzaaken, om toetestemmen dat hy naar Spanjen, of Noord-America gedestineerd was; dat zulks niet van zig kunnende verkrygen, hy gedurende een tyd van drie uuren allerhande vexatie had moeten uitstaan; dat men hem wreedelyk geslagen, en hem voorts aanboord van zyn Schip gebragt had, hem het meestedeel zyner navigatie instrumenten ontvreemdende, daarenboven was hy tweedagen voor zyn aankomst te St. Eustatius door een Engelsche Kaper overvallen, die hem schier al zyn touwerk ontnomen had, zodanig dat hy zyne reis niet anders dan met groot gevaar had kunnen voortzetten.

Wapenhandel op Sint Eustatius

Jan Edses moet een ongekend goed schipper zijn geweest, dat hij ondanks deze tegenslagen toch de Atlantische Oceaan overstak en Sint Eustatius wist te bereiken. De behandeling (en mishandeling) van Jan door de Britse soldaten en kapers lijkt op het eerste gezicht exceptioneel wreed, maar het had een reden. De Nederlandse handelspost Sint Eustatius was in de tweede helft van de achttiende eeuw een vrijhaven waar stoutmoedige handelaars de in die tijd geldende protectionistische politiek van de koloniale grootmachten omzeilden. Illegale handel op de Amerikaanse koloniën via Sint Eustatius leverde zo veel geld op, dat veel schippers de kapers en oorlogsschepen die op hen jaagden voor lief namen – zo ook Jan Edses.

Het is zeer aannemelijk dat mijn voorouder Jan, net als veel van zijn tijdgenoten die Sint Eustatius aandeden, wapens smokkelde voor de vrijheidsstrijders in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1775-1783). De (zeer lucratieve) wapenhandel via het eiland was cruciaal voor de opstandige Amerikaanse koloniën, en meer dan een doorn in het oog van de Britse autoriteiten. Naar aanleiding van de vondst van een geheime handelsovereenkomst tussen de Republiek en Amerika – op een gekaapt schip…! – verklaarde Groot-Brittannië de Republiek op 20 december 1780 de oorlog. In februari 1781 werd Sint Eustatius veroverd door de Britten.

Een waar vrijbuiter

Jan Edses was in elk geval op tijd weer van Sint Eustatius vertrokken om niet krijgsgevangen te worden gemaakt, want hij keerde terug naar het veen. Om precies te zijn naar Muntjetille, een gehucht onder Drogeham in het noordoosten van Friesland. De kranten maken na 1780 geen melding meer van hem en zijn schip in de internationale wateren. In 1782 trouwde Jan met Sijtske Visser (1759-1835). Ze kregen samen vijf kinderen. Jan stierf in 1821 op 65-jarige leeftijd, in bittere armoede.
Het zat vrijbuiter en opportunist Jan Edses – later Jan van der Veen – bepaald niet mee in zijn werkzame leven, zoveel is duidelijk. Hoe zou het hem zijn vergaan als de Britten hem niet hadden dwarsgezeten? Was zijn – en daarmee mijn – geschiedenis dan anders verlopen? Hoe dan ook: het varen keerde gelukkig terug in de familie. Mijn vader leerde het eind jaren zestig tijdens een vakantie op Mallorca, en gaf de zeilverslaving een kleine veertig jaar later aan mij door, toen ik in 2005 voor het eerst op zeilkamp ging. Als ik me tegenwoordig ’s zomers in een Valkje op de Friese meren begeef, denk ik vaak terug aan mijn varende voorouders. Wellicht moet ik in navolging van mijn bet-bet-bet-bètovergrootvader Jan ook eens een zeezeiltocht overwegen.

Sietske van der Veen (1992) volgt de master Nieuwste geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, waar zij ook de bachelor Taal en communicatie afrondde. Momenteel loopt ze stage bij het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, waar ze meewerkt aan het internationale onderzoeksproject European Holocaust Research Infrastructure (EHRI). Naast haar studie en stage werkt Sietske als freelance journalist en corrector voor onder meer Historisch Nieuwsblad, Maarten! en Stichting 1001-Vrouwen.

Dit stuk verscheen eerder op de website van Jonge Historici. Op de hoogte blijven van onze publicaties en activiteiten? Kijk dan hier:

www.jongehistorici.nl
Facebook.com/jongehistorici

https://issuu.com/jongehistorici

Twitter: @JongeHistorici

Saga vikingen

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 4 april 23:59 u. een abonnement.

De wieg van de Zijderoute

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 4 april 23:59 u. een abonnement.

Covers OA

Iedere maand meeslepende en prachtig geïllusteerde verhalen over de geschiedenis van Amsterdam.

Vergeten D-Day: Italië, 1943

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 4 april 23:59 u. een abonnement.

Meld je nu aan voor onze nieuwsbrief. 

Ga mee op ontdekkingstocht naar archeologische vindplaatsen in binnen- en buitenland!