Geen afbeelding beschikbaar

De toiletten van keizer Hadrianus

In de villa van de Romeinse keizer Hadrianus vond onlangs een onderzoek plaats naar een alledaags, maar wetenschappelijk onorthodox thema: het sanitair. Gedurende drie zomers brachten de auteurs van dit artikel de vele en diverse toiletten van het keizerlijk paleis in kaart en probeerden te achterhalen hoeveel privacy deze vertrekken kenden.

Gemma Jansen en Eveline Vermeulen

Als we de klassieke bronnen mogen geloven, hield keizer Hadrianus (117-138) van  banketten: graag werd hij uitgenodigd,  maar liever nog trakteerde hij anderen op  grootse diners. Aangezien hij zowel arm  als rijk te eten vroeg, zou het een willekeurige Romein in de 2de eeuw hebben kunnen overkomen dat hij een uitnodiging  kreeg van de keizer voor een banket.  Plaats van handeling: zijn villa buiten  Rome bij Tivoli. Voor een Romeinse gast  duurde de reis te paard ongeveer drie uur  en per wagen een halve dag. Dit betekende  gedurende het grootste deel van het jaar  hitte en stof onderweg.

Aangekomen in de villa was het daarom  niet overbodig om, na een eerste ontvangst,  gebruik te maken van bad en toilet. De  badgebouwen en meerpersoonstoiletten  boden – getuige de afmetingen – veel gasten tegelijk ruimte. Na het opfrissen en  installeren in een logeervertrek werd het  tijd de keizer onder ogen te komen in een  van de banketzalen van de villa. Samen  lag men aan tijdens de maaltijd, at men,  genoot men van de spijzen, het amusement en de conversatie. Na afloop van de  maaltijd begaf men zich ongetwijfeld voldaan en geïmponeerd naar zijn bed in het  gastenverblijf.

Maquette van Hadrianus’ villa in Tivoli (detail). De villa had een oppervlakte van meer dan 2,5 km en vormde een hoogtepunt van Romeinse luxe en pracht. Hadrianus wilde Tivoli een soort miniatuurrijk laten zijn met representaties van wat hij op zijn reizen in het oosten had gezien, zoals de Egyptische stad Canopis of de Griekse vallei van Tempe. Op de afbeelding zijn de privévertrekken in het zomer- en winterpaleis te zien. De foto’s bij dit artikel zijn gemaakt door Robert Kragting, tenzij anders vermeld.

De villa

Korte tijd nadat Hadrianus in 117 tot keizer was uitgeroepen, moet hij het plan opgevat hebben om de Palatijn te Rome als paleis en ambtswoning te verlaten en een nieuw paleis te bouwen dat beter paste bij zijn smaak. Hij zocht hiervoor een plateau uit aan de voet van de Tiburtijnse bergen, op 28 km afstand van Rome. Samen met zijn architecten heeft hij een ingenieus ontwerp gemaakt, niet zozeer voor één gebouw, maar voor een aaneenschakeling van verschillende gebouwen met daartussen vergezichten, uitgestrekte tuinen en waterpartijen. Onder het paleis plande hij een uitgebreid wegennet voor het transport van goederen en gangen voor bedienden.

De architectuur van de villa is uniek: ze toont niet alleen een staalkaart aan oudere en contemporaine bouwvormen, ook zijn er bouwwijzen toegepast die nergens anders in het Romeinse Rijk te zien zijn. De gebogen lijnen en de vele zuilen die de gebouwen als het ware doorzichtig maken, kenmerken de architectuur van het paleis. Eens waren al deze gebouwen met luxe marmer bekleed, de vloeren met veelkleurig mozaïek belegd, de plafonds met fijnzinnig stucwerk versierd, de tuinen goed onderhouden en tussen de hier opgestelde beelden spoten en kabbelden verkoelende fonteinen. Slechts de kale muren resteren: de decoratie is in de loop van de eeuwen na de ontdekking van de villa geroofd en siert nu pauselijke paleizen en de vele musea van Rome.

Hadrianus heeft niet vaak van zijn zelfontworpen paleis kunnen genieten. Waarschijnlijk was hij slechts twee periodes van zijn leven hier aanwezig. Na zijn eerste grote reis kwam hij in 125 aan in een paleis dat half af was. Aan de gebouwen te zien liet hij sommige ontwerpen bijstellen. In 128 ging hij weer op reis en kwam pas terug in 134. Het paleis was intussen voltooid. Tot aan zijn dood in 138, te Baiae, heeft hij hier mogelijk gewoond, samen met zijn vrouw Sabina, hun hofhouding en bedienden. Hier ontving hij gezanten en gasten, hier werkte en regeerde hij. Om hem hierin te ondersteunen woonden ook zijn staf en zijn ambtenaren bij hem in het paleis.

De keizerlijke domeinen besloegen 120 hectare. Hiervan is 65 hectare op dit moment te bezoeken als archeologisch park, de rest is in handen van particuliere eigenaren. Kern van het paleis vormt de keizerlijke residentie met een zomer- en winterpaleis (de nummers 11-27 op de plattegrond op de volgende pagina). Bovendien lagen verschillende grote eetzalen verspreid over het terrein (31, 32 en 40) en zijn drie badgebouwen aangelegd (20, 30 en 33). Verder was een deel voor de staf en de ambtenaren (15). De gewone bedienden waren buiten het zicht onder een terras in kleine kamers ondergebracht (onder 14). Enkele van deze gebouwen zullen we nader bekijken: de eetzaal bij de Canopus (40), de verblijven van Hadrianus’ staf (15) en het wooneiland van de keizer (17).

De keizer hield dus van feestmalen en hij ontving zijn gasten op bijzondere plaatsen. Hiertoe behoorde een kunstmatig dal met een langgerekte vijver, tegenwoordig Canopus genoemd, naar een soortgelijk kanaal in Alexandrië, omgeven door zuilen en standbeelden. Aan het einde van de vijver was een groot nymphaeumals monumentale achtergrond gebouwd. Het nymphaeumzelf had een halfronde koepel, waaronder een ronde stenen aanligbank, stibadium, gemetseld was. Hierop konden achttien gasten plaatsnemen. Aan de zijkanten waren twee openlucht-eetvertrekken, waar nog eens twaalf personen konden dineren. Bij grote feestmalen konden links en rechts van de vijver ook nog aanligbedden onder de pergola’s opgesteld worden. Zo kon men het aantal gasten uitbreiden tot 240.

Nu is dit alles kaal en ruïneus, maar eens moet het voor Hadrianus’ gasten ongelofelijk indrukwekkend geweest zijn. De vertrekken waren bontgekleurd door marmeren inlegwerk en beelden. Plafonds waren bedekt met mozaïek en uit vele nissen en in de goten stroomde water. Op het stibadiumlagen dikke zachte matrassen en bedienden droegen het voedsel aan... De keizer zelf zat op een verhoging in de achterwand, half in de waterpartij.

Plattegrond van de villa van Hadrianus met hierin aangegeven de lokatie van de bestudeerde toiletten. Met toestemming overgenomen uit W. MacDonald en J.A. Pinto, Hadrian’s Villa and Its Legacy(Yale 1995).

Sanitair

Bij zoveel water en zoveel voedsel rijst de schijnbaar triviale vraag: waar is hier het toilet? Voor de gasten op het stibadiumen in de openlucht-eetzalen waren twee identieke, luxe gedecoreerde toiletten in de zijvleugels ingericht, voor de keizer zelf lag een speciaal toilet in een kleinere kamer achter het stibadium, eveneens van alle luxe voorzien.

Voor de afwikkeling van staatszaken had de keizer een zeer bekwame staf in dienst. Tot zijn topadviseurs behoorden Suetonius, in zijn tijd al een beroemd schrijver, en ook generaal Arianus, die een Latijnse vertaling van de werken van de Griekse filosoof Epictetus heeft nagelaten.Zij waren mogelijk in de luxueuzere verblijven ondergebracht in de directe nabijheid van Hadrianus’ privé-vertrekken. Rond een binnenhof lag een grote rij slaap- of eetvertrekken, waarvan de architectuur misschien zelfs eenvoudig te noemen is. De aankleding van de vertrekken met de fraaie mozaïekvloeren laat echter een zekere luxe zien. Wie in deze vertrekken verbleef, kon gebruik maken van het meerpersoonstoilet op de begane grond dat verbazingwekkend sober is ingericht: sporen van wand- en vloerdecoratie ontbreken volkomen.

Meer nog door de omsluitende muur dan door het water is het wooneiland van Hadrianus (17) van de buitenwereld afgesloten. Het is een onconventioneel en sierlijk gebouw. Het geheel is klein, maar maakt geen bekrompen indruk. Het is in tegenstelling tot de rest van het paleis, waar alles groot en uitgestrekt is, intiem. Via een van de twee ophaalbruggen betrad men een vestibule en midden op het eiland lag een centrale hof met fontein.

Hieromheen lagen naar alle waarschijnlijkheid eet- en slaapvertrekken. De enige vertrekken waarvan de functies onomstotelijk vaststaan, zijn de twee toiletten en het badgedeelte, dat zoals gebruikelijk uit een omkleedruimte, een lauw-water-vertrek en een warm-water-vertrek bestond. Als zwembad kon de eilandgracht gebruikt worden: hiervoor is speciaal een trapje vanuit een van de badvertrekken aangelegd. Mogelijk bracht Hadrianus hier tijd door met een paar vrienden; veel konden dit er niet zijn, in de badruimte is plaats voor maximaal drie personen.

De vele toiletten (meer dan veertig) die in de villa gevonden zijn, bieden ons een uniek kijkje in het dagelijks leven van het paleis. Nergens anders in de Romeinse wereld is een dergelijke dwarsdoorsnede van de Romeinse samenleving te bestude ren: van het toilet van de laagste bediende tot het toilet van de hoogste man van het rijk. Juist dit gegeven heeft ons verleid onderzoek te doen naar de toiletten van deze villa.

Hoe zagen deze toiletten eruit? Op het villaterrein liggen twee soorten: behalve de eenpersoonstoiletten (negentien exemplaren) waren er ook groepstoiletten (tien exemplaren) aangelegd voor maximaal twintig gebruikers. Deze meerpersoonstoiletten lagen doorgaans in ruime vertrekken met een rij zittingen langs de wand boven een afvoergoot. De zittingen zijn niet bewaard gebleven, wel de kleine goot die vóór de zitplaatsen lag en waarin eens water stroomde. Hierin kon de toiletgebruiker de spons uitspoelen, de Romeinse variant van het moderne wcpapier. Deze toiletten zijn erg sober uitgevoerd: de sponsgoot was vaak grof gehakt in travertin en de enige versiering was een (zwart-)wit vloermozaïek. De muren waren bestreken met witte stuc zonder schilderingen.

De eenpersoonstoiletten zijn in tegenstelling tot de meerpersoonstoiletten bijzonder rijk gedecoreerd. De vloeren waren eens belegd met opus sectile(bonte marmerstukjes in een bepaald patroon), de wanden waren met marmer bekleed. De toiletzitting zelf was ook van marmer. Lag de zitting in een nis, dan was de absis ervan met een blinkend mozaïek versierd. Op een van de toiletten hebben we in de riolen blauwe en gouden mozaïeksteentjes aangetroffen, die eens het toilet versierd moeten hebben.

De watervoorziening op deze toiletten was vernuftig aangelegd. De zitting lag boven een afvoerbak, die doorgaans gespoeld werd door het overloopwater van een nabijgelegen fontein. Een sponsgoot was niet aanwezig, wel zijn in verschillende toiletruimtes vóór de zitting holtes aan getroffen, waar leidingwater naartoe werd geleid . Dit vinden we onder meer in een toilet bij de eetzaal van de Canopus (40). Op grond hiervan hebben we geconcludeerd dat er vóór de zitting een kleine spoelbak met fonteintje was geplaatst. Dit was een zeer elegante vervanging van de sponsgoot op de meerpersoonstoiletten. Het overloopwater van deze fontein stroomde in de afvoerbak onder de zitting en droeg bij aan de spoeling van het toilet. De toiletten van de villa zijn gebouwd volgens de Romeinse basisprincipes. De aankleding en de watervoorziening is echter zeer afwijkend. Zijn in de rest van het Romeinse Rijk meerpersoonstoiletten ingericht met marmer en vaak gebouwd rond een lichthof met een fontein in het midden, in de villa van Hadrianus zijn de meerspersoonstoiletten uiterstsober gedecoreerd en valt het licht binnen door een raam. Ook de eenpersoonstoiletten zijn anders. In Pompeji en Ostia zijn ze klein, donker en niet fraai beschilderd en uiterst zelden aangesloten op een waterleidingnet. De eenpersoonstoiletten van de villa zijn daarentegen de meest luxueuze toiletten van het Romeinse Rijk: extreemruim, zeer licht door grote ramen en geheel bekleed met allerlei soorten marmer of blinkend mozaïek. De kleine waterbak met fontein vóór de zitting is eveneens uniek.

De Canopus, een langgerekte vijver omgeven door zuilen en standbeelden. Op de achtergrond is de eetzaal te zien (nummer 38 en 40 op plattegrond). Rechts een van de toiletten bij de eetzalen van de Canopus. Vóór de zitting is een richel waarin eens een loden waterleiding lag.

Privacy?

Veel auteurs concluderen aan  de hand van het fenomeen van gemeenschappelijke toiletten en van gemeenschappelijke baden dat hedendaagse  privacy in de Romeinse tijd niet bestond.  Deze conclusieis erg algemeen en kan aan  de hand van de toiletten van het paleis  van Hadrianus genuanceerd worden. De  Romeinse opvatting van privacy is moeilijk te achterhalen; wel is te onderzoeken  of in de toiletten van de villa te zien is  welke maatregelen men getroffen heeft  om privacy te realiseren. Men kan zich  dan twee vragen stellen: 1. Voor welke gebruikersgroepen waren  de verschillende toiletten bedoeld? 2. In hoeverre is op de toiletten zelf sprake  van privacy, in die zin dat er fysieke maatregelen getroffen zijn om te vermijden  dat men anderen ziet of zelf gezien wordt,  anderen hoort of zelf gehoord wordt of  anderen ruikt of zelf geroken wordt?

Voor wie waren de verschillende toiletten  bedoeld? Van de meeste gebouwen van   het paleis is de functie bekend en hiermee  ook welke groep mensen dit gebouw bezocht. In de delen van de villa die geïdentificeerd worden als het domein van de  keizer persoonlijk, zijn slechts eenpersoonstoiletten te vinden, zoals het toilet  op het wooneiland (17). Deze vertrekken  waren hoog en mooi gedecoreerd. Ook in  de grote eetzalen waar de keizer zijn gasten ontving, zoals bij het waterplein (31)  en de eetzaal bij de Canopus (40), zijn  groepjes met dergelijke eenpersoonstoiletten aangelegd. Dit is opmerkelijk, aangezien men bij deze eetzalen, waar grote  groepen mensen samenkwamen, ook één  groot meerpersoonstoilet had kunnen  aanleggen in plaats van verschillende  eenpersoonstoiletten. Deze toiletten  waren slechts toegankelijk voor degene  die al in het betreffende gebouw was, van  buiten zijn ze niet te betreden.

De meerpersoonstoiletten liggen bij de  afdelingen voor het personeel of de gastenverblijven. Ook zijn ze te vinden bij badgebouwen, waar de Romeinen gewend  waren aan meerpersoonstoiletten. Deze  toiletten zijn minder fraai uitgevoerd en  liggen niet centraal in de gebouwen, maar  meer in de periferie, vaak meteen na de ingang. Enkele zijn zelfs alleen via een aparte  ingang aan de buitenzijde te bezoeken.  Op grond van deze gegevens kunnen we  concluderen dat er inderdaad verschillende  soorten toiletten zijn aangelegd voor verschillende doelgroepen: de keizer en zijn  gasten gebruikten de eenpersoonstoiletten  en de meerpersoonstoiletten bij de baden,  terwijl het personeel alleen de meerpersoonstoiletten ter beschikking had.

Maatregelen

Hoe werd de privacy op  deze verschillende toiletten gewaarborgd  en welke maatregelen zijn hiervoor  getroffen? Dat er minder privacy op een  meerpersoonstoilet was met betrekking  tot zien en gezien worden, horen en  gehoord worden en ruiken en geroken  worden dan op een eenpersoonstoilet,  spreekt voor zich. Toch hebben we naar  maatregelen gezocht die mogelijk de drie  verschillende aspecten van privacy zouden  kunnenbewerkstelligen. De muren van  de meeste toiletten zijn slechts tot heuphoogte bewaard, waardoor nauwelijks  iets bekend is over grootte en hoogte van  de ramen. Alleen het oostelijk toilet in het  gastenverblijf ten westen van de Canopus  (35) is nog intact met plafond. In de buitenmuuris op een hoogte van ongeveer  drie meter een groot raam aangebracht.  Als dit raam representatief is voor andere  meerpersoonstoiletten, dan kwam er voldoende licht naar binnen om medegebruikers te zien zitten. Verder zijn de  toiletten ruim aangelegd en in combinatie met de genoemde ramen moet de ventilatie goed geweest zijn. Ook de spoeling  was goed geregeld. Het bezoek aan een  dergelijk toilet was geen grote aanslag  op de reukorganen. Over het horen en  gehoord worden kan niet veel gezegd  worden.

Privacy ten opzichte van de passanten van  het toilet was beter geregeld. De meeste  meerpersoonstoiletten liggen niet direct  in de looproute, waardoor er nauwelijks  mensen voorbij kwamen. Verder waren  de ingangen doorgaans van een deur voorzien, wat te concluderen is uit de drempels.  Bovendien hadden ze vaak een getrapte  ingang, wat wil zeggen dat vóór de eigenlijke toiletruimte een voorportaal lag. Zelfs  als de deuren van beide ruimtes openstonden, was het niet mogelijk van buiten rechtstreeks naar binnen te kijken.  Op eenpersoonstoiletten was natuurlijk  meer privacy; wel blijft de vraag open in  hoeverre de gebruikers afgesloten waren  van de rest van de bezoekers van het gebouw. Het is opvallend dat in de ruime  eenpersoonstoiletten veel licht naar binnen kwam, soms zelfs door grote, zeer  laag geplaatste ramen. Zo ook bij een van  de toiletten op het wooneiland waar een  groot raam uitkeek op het water. Gezien  de moeite die zelfs al op de meerpersoonstoiletten werd genomen om de toiletge bruiker van buitenaf uit het zicht te houden, lijkt het aannemelijk dat deze ramen  niet open waren, maar dat in de vensters  dunne, lichtdoorlatende doeken gespannen waren. Veel toiletten stonden in verbinding met een ruimte waarin een  nymphaeumgelegen was, dat niet alleen  voor spoelwater zorgde, maar tevens een  aangename geluidsbron vormde die eventueletoiletgeluiden overstemde. De goede  spoeling en de zeer goed geluchte vertrekken zullen niet voor stankoverlast gezorgd hebben. Onbeantwoord blijft de  vraag of het betreden van een ‘bezet’ toilet  als een inbreuk op de privacy ervaren werd,  iets wat in de drukke eetzalen gemakkelijk kon gebeuren, zeker bij toiletten met  meerdere ingangen.

Het is duidelijk dat op geen enkel toilet  sprake was van privacy in de hedendaagse  betekenis van het woord. Wel is voorzichtig te concluderen dat de mate van privacy  verschillend was voor de verschillende  groepen die op het villaterrein woonden  of verbleven. Op de meerpersoonstoiletten voor het personeel bestond nauwelijks privacy en was er geen mogelijkheid  om zich fysiek af te zonderen; wel was privacy gewaarborgd ten opzichte van passanten. De eenpersoonstoiletten voor de  keizer en zijn gasten hadden veel meer  privacy. De meest opvallende ontdekking  van ons onderzoek is het bestaan van eenpersoonstoiletten voor deze laatste gebruikersgroep. Uit antieke literatuur is  bekend dat ook mensen uit hogere kringen gemeenschappelijke en openbare toiletten bezochten. Dit blijkt ook uit de  aanwezigheid van meerpersoonstoiletten  bij de baden van de villa. Hieruit is mogelijk te concluderen dat de Romeinen, indien geld en ruimte beschikbaar waren,  een eenpersoonstoilet prefereerden.  Misschien werd dit geassocieerd met luxe  en trakteerde Hadrianus zijn gasten op  het genot van de privacy van een eenpersoonstoilet, aangelegd in dezelfde luxe als  de eetzalen waarin hij hen ontving.

Dit artikel is afkomstig uit:

Titel Geschiedenis Magazine


Meer weten

Tijdschriften: