Home » Reportage
Drie Republikeinse strijders komen met de handen omhoog uit een rijstveld, onder schot gehouden door een KNIL-milita

Geschiedenis Nederlands-Indië in vogelvlucht

Nederland en Indonesië hebben een lange gedeelde geschiedenis, die de relatie tussen de twee landen nog steeds beïnvloedt. Het gebied dat nu Indonesië is, was namelijk voor honderden jaren de kolonie Nederlands-Indië. 

Portugezen

De Nederlanders waren niet de eerste Europeanen die in contact kwamen met het gebied dat we nu Indonesië noemen. Dat waren die Portugezen. Die daalden steeds verder af langs de westelijke kust van Afrika. Op die manier ontdekten ze dat ze om de Kaap de Goede Hoop heen konden waren en zo de Indische Oceaan konden bereiken. Een expeditie onder leiding van Vasco da Gama legde in 1498 het eerste contact met de heersers van Calicut in India om toegang te krijgen tot de lucratieve handel in specerijen. Die werden tot dan toe over land via het Midden-Oosten naar Europa vervoert. Dit zorgde voor hoge prijzen door de vele tussenhandelaren op de route.  

Voor honderd jaar waren de Portugezen de enigen in Europa die de zeeroute naar Azië wisten. Daardoor hadden ze een monopolie in de specerijenhandel, inclusief de daarbij horende hoge winsten. De Portugezen gebruikten havens in de Lage Landen, zoals Antwerpen en Amsterdam, als ‘stapelmarkten’ voor hun goederen. Hier kwam al de handelswaar uit verre landen aan wal om vervoerd te worden naar de rest van Europa.

 tocht door Cornelis de Houtman naar Indië

Cornelis de Houtman

Hier kwam echter verandering in toen Portugal en Spanje in 1580 samengevoegd werden onder dezelfde dynastie. De Noordelijke Nederlanden vochten op dat moment de Tachtigjarige Oorlog uit met Spanje, waardoor de toevoer van handelswaar door de Portugezen werd afgesneden.

Om toch nog een graantje mee te kunnen pikken van de lucratieve handel met ‘De Oost’ werd er door een voorloper van de VOC een expeditie onder leiding van Cornelis de Houtman uitgerust. De Houtman vertrok in 1595 met zijn kleine vloot van vier schepen om de route naar Azië vinden. Net als de Portugezen zakte hij af langs de westelijke kust van Afrika. Ondanks conflicten tussen De Houtman en zijn officieren, een grote uitbraak van scheurbuik onder de bemanning en een tekort aan voedsel, werd de expeditie doorgezet. Na een tocht van een jaar waarin de helft van de bemanning was omgekomen kwam de expeditie in 1596 dan toch aan op Java. 

Ook eenmaal aangekomen op bestemming gingen de zaken niet van een leien dakje. De Houtman sloot een handelsverdrag met de Sultan van Bantam, maar door meerdere misverstanden en opruiende geruchten die werden verspreid door Portugese handelaren moesten ze het rijk na een schermutseling ontvluchten. Na een relatief rustige terugreis naar de Noordelijke Nederlanden kwamen er slechts 87 van de 249 oorspronkelijke bemanningsleden heelhuids aan. De mee teruggenomen handelswaar, zoals peper en Chinees porselein, bracht net genoeg op om de kosten van de expeditie te betalen. Hoewel de reis van De Houtman dus geen succes genoemd kon worden, liet het wel zien dat de Nederlanders zelfstandig naar ‘Indië’ konden zeilen.

Batavia in vogelvlucht Nederlands-Indië

VOC

Naar aanleiding van deze eerste expeditie vertrokken er meer schepen naar Indië. Vaak richtten handelaren een compagnie op voor één reis, in de hoop dat deze winstgevender zou blijken dan die van De Houtman – en überhaupt zou terugkomen. Deze vele kleine compagnieën concurreerden met elkaar en met de Portugezen, waardoor de prijs van de meegebrachte specerijen en ander handelswaar omlaagging. De overheid de Republiek der Verenigde Nederlanden was daar niet blij mee, want lagere prijzen betekende minder inkomsten via de belasting. En die belastingopbrengsten waren juist nodig om de oorlog tegen Spanje te betalen. Daarom werden in 1602 de zes grootste compagnieën op initiatief van
Johan van Oldenbarnevelt samengevoegd in de Vereenigde Oostindische Compagnie oftewel de VOC. Deze nieuwe super-compagnie kreeg vervolgens een monopolie op de Nederlandse handel met Azië. Door deze dominante positie in de handel kon de VOC het risico van de handel verspreiden over meerdere missies en de prijzen verhogen.

oud VOC kanon in de haven van het eiland Boeroe in de Molukken

Bloederige handel in Azië

Om de handel in Azië te verkrijgen en te verdedigen kreeg de VOC toestemming van de Republiek om verdragen te sluiten, oorlogen voeren en veroverde gebieden besturen. Niet alleen Europese concurrenten zoals de Portugezen moesten het hierbij ontgelden. Met geweld werd een monopolie op verschillende waardevolle specerijen zoals afgedwongen van de lokale producenten, zoals bijvoorbeeld de kruidnagelproductie op de Molukken.

In de loop van de jaren vond de VOC het nodig voor de handel om belangrijke havens en gebied daaromheen in te nemen. De belangrijkste hiervan is de in 1619 ingenomen stad Jakarta, die door de VOC werd omgedoopt tot ‘Batavia’. Hoewel ze nog steeds sterk afhankelijk waren van lokale bondgenoten om handelswaar te krijgen, begon aanwezigheid van de VOC steeds agressiever te worden. Zo werden er door de handelscompagnie bijvoorbeeld verschillende forten gebouwd om de handelsposten te verdedigen.

De handel met Europa en binnen Azië zelf was de VOC veel bloed waard. Zo worden duizenden tot slaaf gemaakte mensen uit Afrika vervoerd om in Azië als soldaat te dienen. Ook binnen Azië zelf worden er veel mensen verhandeld. Vaak gebeurt dit niet door de VOC zelf, maar maken ze wel gebruik van de arbeidskrachten die dit opleverde.

Een ander beruchte daad van de VOC is de slachtpartij op de Banda- eilanden onder leiding van Jan Pieterszoon Coen. Hiermee wilde hij een monopolie op de noodmuskaat die op de eilanden verbouwd werd afdwingen. Na het vermoorden van de oorspronkelijke bewoners werden slaafgemaakte mensen op de eilanden aan het werk gezet om de noodmuskaat te verbouwen.

adelijke danseressen voeren de traditionele Javaanse Srimpi dans uit, 1909 Nederlands-Indië

Nederlandse overheid

De VOC kwam door verschillende redenen in de loop van de 18e eeuw in de financiële problemen. De door het bedrijf gekoloniseerde gebieden werden na het faillissement van de VOC in 1798 overgenomen door de Nederlandse overheid. Die kreeg daarmee opeens koloniale bezittingen in het huidige Indonesië. Omdat de Nederlanders maar een kleine minderheid waren in Nederlands-Indië maakten ze voor het besturen van deze uitgestrekte gebieden gebruik van de bestaande machtsstructuren. In de praktijk betekende dit dat de binnenlandse adel in veel gevallen hun prominente status behield.

Voor de Nederlandse overheid was het vooral belangrijk dat de kolonie geld zou opleveren. Daarom werd het ‘cultuurstelsel’ ingevoerd, waarbij boeren verplicht een deel van hun land moesten verbouwen met exportproducten zoals koffie. Die moesten ze vervolgens tegen een vooraf bepaalde – lage - prijs aan de overheid verkopen, die het met veel winst verkocht op de wereldmarkt. Dit legde een hoge belasting op lokale boeren, die ook al herendiensten moesten leveren aan de adel. Bovendien was er op deze manier weinig land en werkkracht beschikbaar voor het verbouwen van het eigen eten. Naast al deze bezwaren bleek het systeem ook nog eens zeer gevoelig voor corruptie, die dan ook welig tierde.

Koffieplantage van de onderneming Aer Poetih in 1929

Raciale indeling

De koloniale maatschappij van Nederlands-Indië was raciaal ingedeeld: officieel had je de Europeanen, de ‘Vreemde Oosterlingen’ (mensen uit andere plekken in Azië) en de lokale bevolking. De meeste Europeanen die naar Azië afreisden waren vaak alleenstaande mannen die daar carrière wilden maken. Hierdoor waren er veel meer Europese mannen dan Europese vrouwen in de kolonie, wat ertoe leidde dat veel Europese mannen relaties aanknoopten met lokale vrouwen. Deze vrouwen bevonden zich vaak in afhankelijke posities waardoor ze de niet konden weigeren. Wanneer uit deze relaties kinderen voortkwamen, werden die alleen als ‘Europees’ gezien wanneer ze erkend werden door de vader. Er ontstond zo een grote gemengde bevolkingsgroep, ook wel Indo-Europeanen of Euraziaten genoemd.

Mensen van gemengde afkomst konden makkelijker carrière maken dan de lokale bevolking en vervulden vaak onmisbare functies, zoals tolk, maar de hoogste posities stonden vaak alleen open voor mannen die in Nederland waren geboren. De Nederlanders en hun afstammelingen hadden in het koloniale systeem een dominante rol. Volgens het raciale denken van die tijd waren de witte Europeanen superieur aan de Aziaten. Wanneer de oorspronkelijke bewoners in opstand kwamen tegen hun achtergestelde positie, werd dit met de harde hand neergeslagen, zoals tijdens de Java-oorlog (1825-1830).

Hollands-Indische school’ in Ambarawa

Ethische politiek

In de loop van de 19e eeuw kwamen er marginale verbeteringen in de kolonie. De Nederlandse overheid wilde namelijk een ‘ethische politiek’ voeren, oftewel een beleid waardoor de lokale bevolking ook zou profiteren van het koloniale bewind. Onderdeel hiervan was de afschaffing van het gehate cultuurstelsel. In plaats van exportproducten te laten verbouwen door kleine boeren, gebeurde dat voortaan op grote plantages. Ook werd er ingezet op meer onderwijs voor de bevolking, hoewel dit in de praktijk nog steeds zeer beperkt bleef. Wie zich niet kon veroorloven om zijn of haar kinderen naar Nederland te sturen voor een vervolgopleiding had veel minder carrièrekansen, want in Nederlands-Indië was hoger onderwijs niet beschikbaar. Bovendien werd voor hoge posities nog steeds een voorkeur gegeven aan mensen uit Nederland, omdat die ervoor zouden zorgen dat de kolonie trouw bleef.

Vanaf 1900 vormde zich, onder andere door het iets beter toegankelijke onderwijs, een lokale intellectuele elite die zich begon te verzetten tegen het ongelijke koloniale systeem en een onafhankelijk land voor zich zag, Indonesië. Daarnaast ontstonden zich ook andere politieke en religieuze groepen die een radicaal andere maatschappij voor zich zagen, zoals bijvoorbeeld communisten en moslims.  

Soekarno schudt de hand van de Japanse directeur van Binnenlandse Zaken voor bezet Nederlands-Indi

Japanse bezetting

Toen de Nederlanders uiteindelijk de macht verloren, was dat echter niet aan de Indonesiërs. In 1942 versloeg het Japanse leger het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en bezette Nederlands-Indië. Op dat moment was een groot deel van Zuidoost Azië in handen van de Japanners. Die presenteren zichzelf als bevrijders, wat een reden was voor de latere president van Indonesië om met hen samen te werken. De situatie van de bevolking verbeterde niet, of verslechterde zelfs. De Japanners dwongen de bevolking te werken als dwangarbeiders of prostituees en executeerden mensen zonder proces. Hun belangrijkste doel in de voormalige kolonie was om toegang te krijgen tot grondstoffen als olie en rubber. Wel werden de machtsverhoudingen nu omgekeerd: veel Europeanen of mensen met Europese voorouders verdwenen in zogenaamde ‘Jappenkampen’, interneringskampen waar de omstandigheden zeer beroerd waren en veel mensen om het leven kwamen.

Soekarno en Hatta roepen de onafhankelijke Republiek Indonesië uit.

Na de bezetting

Na de Japanse overgave in 1945 kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog en aan de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Het geweld was echter nog niet voorbij. Terwijl Britse troepen op enkele plekken in de archipel het oude gezag probeerden te herstellen riepen Soekarno en Hatta van de Indonesische Nationalistische Partij de onafhankelijke Republiek Indonesië uit. 

Op veel plekken werden in Indonesië werd het najaar van 1945 gewelddadig wraakgenomen op Indische Nederlanders en andere voormalige elites door leden van verschillende politieke groeperigen. Ongeveer vijfduizend Nederlanders kwamen om het leven tijdens deze periode die in Nederland bekend is komen te staan als ‘bersiapperiode’.  Sommige Indische Nederlanders werden weer opgesloten in kampen, maar dit keer die van de Republiek. Dit was zogenaamd om hen beter te kunnen beschermen.

Onafhankelijkheidsoorlog

Toen Indonesische Nationalisten in 1945 de onafhankelijke Republiek Indonesië uitriepen, was Nederland het daar niet mee eens. In 1947 begon daarom de eerste zogenaamde ‘politionele actie’ met de codenaam ‘Operatie Product’. Omdat het militaire offensief volgens de Nederlandse overheid plaatsvond op eigen grondgebied, weigerden ze het een oorlog te noemen. De internationale gemeenschap veroordeelde deze militaire actie scherp, waardoor Nederland de veroveringen stopzetten. Maar het belangrijkste doel van het offensief, het weer in handen krijgen van de plantages op Java, was bereikt. Dit laat ook zien waar de prioriteiten van Nederland in Nederlands-Indië lagen.

De tweede militaire actie begon in 1948 en was gericht op het gevangennemen van de leiding van de Republiek Indonesië. Ondertussen hadden de gevechten tussen Nederland en de Indonesiërs de vorm aangenomen van een guerrilla-oorlog. Opnieuw was het de afkeuring van de Verenigde Staten en de Verenigde Naties die een einde maakten aan het offensief. De Verenigde Staten dreigden om de Marshallhulp, de financiële hulp bij de wederopbouw waar Nederland toen zeer van afhankelijk was, stop te zetten. Ook in de Verenigde Naties werd de koloniale oorlog van Nederland zeer sterk afgekeurd.

De bewoners een Witte Kruis kolonie voor armen, wezen en gehandicapten in Salatiga

Oorlogsmisdaden

Er was dan ook veel om af te keuren. Het publiek in Nederland kreeg tijdens de oorlog vooral afbeeldingen te zien van Indonesiërs die blij zouden zijn dat de koloniale orde werd hersteld, maar ondertussen ging het Nederlandse leger bruut tekeer. Naar schatting honderdduizend Indonesiërs kwamen om, terwijl er maar 5000 Nederlandse militairen om het leven kwamen. Indonesische burgers werden vaak standrechtelijk geëxecuteerd, zoals in het Javaanse dorp Rawagede, waar Nederlandse soldaten in 1947 maar liefst 431 mannen vermoorden. Ook de massa-executies onder leiding van Kapitein Raymond Westerling in Zuid-Sulawesi zijn berucht. Hier werden duizenden Indonesische burgers vermoord door Nederlandse soldaten omdat ze verdacht werden van verzet tegen de Nederlandse regering.

Depot met winterkleding voor vluchtelingen uit Indonesië in Ataka

Naar Nederland

Veel Indische Nederlanders voelden zich na de Tweede Wereldoorlog niet meer veilig in Indonesië en besloten naar Nederland te vluchten. Deels bestond deze vluchtelingenstroom uit Nederlanders die eerder naar Nederlands-Indië waren verhuisd en nu terugkeerden, maar een groot aantal waren in de voormalige kolonie geboren. Op volgepakte passagiersschepen vertrokken ze richting Europa, via het Suezkanaal. Deze reis duurde ongeveer een maand, en was voor velen geen pretje. Veel mensen waren nog zwak van de ontberingen in de Japanse interneringskampen en aan boord van ten minste één schip braken de mazelen uit. Hierdoor kwamen tientallen kinderen om het leven. Maar zelfs zonder dodelijke ziekte was de overtocht geen prettige onderneming.

De eerste lichting vluchtelingen zou aankomen in een koud naoorlogs Nederland. In 1946 rapporteerde het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers dat het al zestigduizend repatrianten in Nederland had ondergebracht. Deze organisatie moest ervoor zorgen dat de mensen uit Nederlands-Indië in ieder geval in de eerste zes maanden onderdak en eten hadden. Dit zorgde geregeld voor scheve gezichten, want alles was op dat moment schaars in Nederland. Ook kregen mensen met een Indische voorouder regelmatig te maken met racisme.

In totaal vertrokken 400.000 mensen vanuit Indonesië naar Nederland tussen 1945 en 1968, toen ook Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië. De meesten vertrokken in de jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog, maar nog tientallen jaren kwamen er ‘spijtoptanten’ naar Nederland. Een bijzondere groep hierbinnen zijn de Molukkers, die samengewerkt hadden met de Nederlanders in de koloniale tijd en daarom niet meer veilig waren in Indonesiërs. De opvang van de Molukse KNIL-militairen en hun families had tijdelijk moeten zijn, maar bleek dat uiteindelijk niet te zijn.

Minister-president Drees houdt een redevoering bij de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië.

Nasleep

Onder druk van de Verenigde Staten zou Nederland op 27 december 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië erkennen. Lang was het ‘verliezen’ van de kolonie Nederlands-Indië een gevoelig onderwerp in Nederland en werd er weinig over gepraat. Pas in de 1969 kwamen de gewelddadigheden van Nederlands onder de aandacht van het grote publiek toen ex-militair Joop Hueting zich hier in een interview op TV over uitsprak. Naar aanleiding hiervan liet de regering een onderzoek doen naar het gedrag van het Nederlandse Leger tijdens wat toen de ‘politionele acties’ genoemd werden. Dat onderzoek resulteerde in de zogenaamde ‘excessennota’, waarin geconcludeerd werd dat er inderdaad incidenteel te veel geweld werd gebruikt, maar vooral door troepen die samengesteld waren uit de lokale bevolking. De soldaten uit Nederland bleven dus grotendeels buiten schot. Later onderzoek zou laten zien dat het overmatig gebruik van geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog systematisch was en zeker niet alleen voorkwam bij lokale troepen.

De implicaties van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog waren nog lang voelbaar. Zo hadden Nederland en Indonesië lang een meningsverschil over wanneer het land precies onafhankelijk was geworden: toen Soekarno de onafhankelijkheid uitriep op 17 augustus 1945 of toen Nederland de onafhankelijkheid erkende op 27 december 1949? Pas in 2005 zou Nederland toegeven dat 17 augustus de ‘de facto’ Onafhankelijkheidsdag is.

Ook juridisch sleepten de consequenties van de oorlog zich voort. In 2011 bepaalde de rechter dat de nabestaanden van het bloedbad in Rawagene recht hadden op een schadevergoeding en excuses van de Nederlandse overheid. In 2020 zouden de nabestaanden van de geëxecuteerden mannen op Zuid-Sulawesi een vergelijkbare uitspraak krijgen. Een mijlpaal in het proces van bewustwording over wat er gebeurd is in Nederlands-Indië was het opduiken van foto’s van door Nederlandse militairen geëxecuteerde Indonesiërs in 2012. Datzelfde jaar kwamen ook opnames naar buiten van een nooit uitgezonden interview met Raymond Westerling waarin hij toegeeft dat hij en zijn troepen oorlogsmisdaden pleegden.

bronnen

Ideologieën: 

Landen: 

Religie: 

Tijdperken: 

Jan van Schaffelaar

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 16 mei 23:59 u. een abonnement.

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 16 mei 23:59 u. een abonnement.

Geschiedenis magazine 3 van 2024 nu in de winkel

Het derde nummer van 2024 is verschenen. Koop dit nummer bij een kiosk of boekhandel bij jou in de buurt

Olympias, moeder van Alexander de Grote

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 16 mei 23:59 u. een abonnement.

Nieuw-Guinea, 1942: de bloedige strijd om de Kokoda-trail

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 16 mei 23:59 u. een abonnement.

IJsbeerverhalen uit het Behouden Huys - Nova Zembla, 16de eeuw

Lees het komende nummer van Geschiedenis Magazine. Neem vóór donderdag 16 mei 23:59 u. een abonnement.